Een jongen heette Tim. Hij was dol op vissen. Elke zomer ging hij met zijn vader naar het meer om te vissen. Maar dit keer was het anders. Dit keer ging Tim alleen. Hij was groot genoeg om alleen te gaan.
Tim stond vroeg op en pakte zijn hengel en dobber. Hij liep naar het meer. Het was rustig en de zon scheen. Tim vond een mooie plek om te gaan zitten. Hij gooide zijn lijn uit en wachtte.
Hij wachtte en wachtte. Maar er gebeurde niets. Tim begon ongeduldig te worden. Hij besloot om zijn lijn verder uit te gooien. En toen… hij voelde iets aan zijn lijn trekken. Hij trok aan de lijn en viste een grote vis uit het water! Tim was zo blij! Hij had zijn eerste vis gevangen!
Tim viste nog meer vis. Hij viste kleine vis, grote vis, dikke vis, dunne vis. Hij viste zoveel vis dat hij zijn zakken niet meer kon dicht doen. Tim was zo trots op zichzelf. Hij was zo blij dat hij alleen had kunnen gaan.
Tim besloot om naar huis te gaan. Hij wilde zijn vader laten zien hoeveel vis hij had gevangen. Zijn vader was zo blij voor hem. Samen maakten ze vissoep van de vis die Tim had gevangen. Tim was zo moe van het vissen, maar hij was zo blij. Hij wist dat hij dit nooit zou vergeten. Vanaf nu zou hij elke zomer alleen gaan vissen.